Zoeken

Evangelie volgens Lucas 10,36 - Wie van deze drie lijkt u de naaste van de man die in handen van de rovers gevallen is?'
1 Koningen 13,24 - De man Gods vertrok, maar hij werd onderweg aangevallen door een leeuw. Deze doodde hem en zijn lijk kwam op de weg te liggen. De ezel bleef naast het lijk staan en ook de leeuw.
Jesaja 3,5 - Onder het volk zal men elkaar aanvallen de een de ander, iedereen zijn naaste, knapen zullen de ouderen lastig vallen, nietsnutten mannen van aanzien.
Spreuken 6,11 - Zo overvalt u de armoede als een rover, het gebrek als een welbewapend man.
Wijsheid van Jezus Sirach 25,1 - In drie dingen vindt mijn hart behagen; zij zijn welgevallig bij de Heer en de mensen: eendracht onder broers, vriendschap met de naaste en een goede verstandhouding tussen man en vrouw.
Wijsheid van Jezus Sirach 8,1 - Weerstreef geen machtig man: gij zoudt ooit in zijn handen kunnen vallen.
Deuteronomium 5,20 - Gij zult tegen uw naaste niet vals getuigen.
1 Samuel 23,17 - Hij zei tot hem: `Wees niet bang; je zult mijn vader Saul niet in handen vallen. Jij zult koning worden over Israël en ik word de tweede man; ook mijn vader Saul weet dat maar al te goed.'
Psalmen 16,8 - Ik blijf op de Heer zien, bestendig; staat Hij naast mij, ik kom niet ten val.
Spreuken 25,18 - Een knots, een zwaard, een scherpe pijl: dat is iemand die met een vals getuigenis tegen zijn naaste optreedt.
Baruch 6,57 - Die goden van hout, met goud en zilver beslagen, kunnen niets tegen dieven en rovers. Als die hen in handen krijgen, halen ze er het goud, het zilver en de kleren af en gaan er ongestraft mee vandoor.
Evangelie volgens Lucas 10,30 - Nu nam Jezus weer het woord en zei: 'Eens viel iemand, die op weg was van Jeruzalem naar Jericho, in de handen van rovers. Ze plunderden en mishandelden hem en toen ze aftrokken, lieten ze hem halfdood liggen.
Wijsheid 7,9 - Geen onbetaalbare steen stelde ik met haar gelijk, want naast haar is alle goud maar wat zand en tegenover haar geldt zilver als slijk.
1 Koningen 10,22 - Want naast de vloot van Chiram had de koning een Tarsisvloot in de vaart en eens in de drie jaar liep deze binnen met een lading goud en zilver, ivoor, apen en pauwen.
Spreuken 11,12 - Wie op zijn naaste smaalt heeft geen verstand; een man met inzicht weet te zwijgen.
Spreuken 29,5 - De man die zijn naaste vleit spant een net uit voor zijn voeten.
Exodus 22,7 - wordt de dief niet gepakt, dan moet de heer des huizes voor God getuigen dat hij zijn hand niet heeft uitgestoken naar het eigendom van zijn naaste.
Psalmen 55,21 - wie de hand opheft tegen zijn naaste die toch met hem leefde in vrede, zijn bindende afspraak te niet doet.
Wijsheid van Jezus Sirach 29,20 - Help uw naaste naar vermogen, maar pas op dat gij niet ten val komt.
1 Kronieken 10,8 - Toen de Filistijnen de volgende dag de lijken kwamen plunderen, vonden ze Saul en zijn drie zonen; ze lagen in het bergland van Gilboa.
Evangelie volgens Lucas 13,21 - Het gelijkt op gist, die een vrouw in drie maten bloem verwerkte, totdat deze in hun geheel gegist waren.'
1 Makkabeeën 5,12 - Kom dus en red ons uit hun handen. Velen van ons zijn reeds gevallen.
Daniël 13,23 - Maar liever val ik onschuldig in uw handen dan te zondigen tegen de Heer.'
Hebreeën 10,31 - Het moet iets vreselijks zijn om in de handen van de levende God te vallen.
Deuteronomium 24,7 - Wanneer iemand een van zijn mede-israëlieten rooft en betrapt wordt, als hij hem als slaaf behandelt of verkoopt, dan moet die rover sterven. Zo zult gij dit kwaad bij u uitroeien. 8 In gevallen van huidziekte moet ge u met de grootste nauwgezetheid houden aan de aanwijzingen van de levitische priesters. Wat ik hun heb voorgeschreven, moet gij nauwgezet volbrengen.
Exodus 23,17 - Drie maal per jaar moeten al uw mannen verschijnen bij Jahwe de Heer.
Psalmen 123,2 - Zie, gelijk de ogen der knechten zijn gericht op de hand van hun meester, gelijk de ogen der dienstmaagd zijn gericht op de hand der gebiedster, zo zijn onze ogen op de Heer onze God, totdat Hij zich onzer ontfermt.
Deuteronomium 22,26 - Het meisje moet ge ongemoeid laten; zij heeft geen schuld waar de dood op staat. Dit geval staat gelijk met dat van iemand die een ander overvalt en vermoordt.
Ezechiël 35,8 - Ik zal zijn bergen bezaaien met de lijken van gesneuvelden; op uw heuvels, in uw dalen en in uw ravijnen zullen zij komen te vallen door het zwaard.
2 Timoteüs 3,9 - Maar zij zullen weinig succes hebben, want iedereen zal hun dwaasheid doorzien, gelijk dat ook bij die twee het geval was.
1 Makkabeeën 5,51 - Alle mannen joeg Judas over de kling, hij maakte de stad met de grond gelijk en trok met de buit over de lijken door de stad heen.
Daniël 7,24 - Die tien horens zijn tien koningen, die uit dat rijk zullen voortkomen en na hen komt er nog een elfde, die van de vorigen zal verschillen en drie koningen ten val zal brengen.
Exodus 10,22 - Mozes hief zijn hand naar de hemel en een zware duisternis viel over Egypte, drie dagen lang.
Spreuken 26,19 - zo is de man die zijn naaste bedriegt en zegt: `Ik doe het toch maar voor de grap.'
Ezechiël 43,6 - En terwijl de man nog steeds naast mij stond, hoorde ik dat iemand vanuit de tempel mij aansprak.
1 Samuel 10,3 - Als u daarna verder trekt en bij de eik van Tabor komt, zult u er drie mannen ontmoeten die opgaan naar God te Betel; de een heeft drie bokjes bij zich, de andere drie ronde broden en de derde een zak wijn.
Jesaja 3,25 - Uw mannen zullen vallen door het zwaard, uw keurtroepen in de oorlog.'
Evangelie volgens Lucas 10,27 - Hij gaf ten antwoord: 'Gij zult de Heer uw God beminnen met geheel uw hart en geheel uw ziel, met al uw krachten en geheel uw verstand; en uw naaste gelijk uzelf.'
Wijsheid van Jezus Sirach 2,18 - Laat ons maar in de handen van de Heer vallen en niet in de handen van de mensen, want zoals zijn grootheid is, zo is ook zijn erbarming.
1 Makkabeeën 4,31 - Laat ook dit leger in handen vallen van uw volk Israël en laat ze beschaamd staan over hun voetvolk en ruiters.
Job 40,4 - Nee, ik val te licht; wat moet ik zeggen? Ik leg mijn hand tegen mijn mond:
Psalmen 37,24 - mocht hij vallen, geveld is hij nooit, want de Heer heeft zijn hand reeds gegrepen.
Psalmen 106,26 - Toen zwoer Hij - en Hij hief zijn hand - hen in de woestijn te doen vallen,
Deuteronomium 23,26 - Wanneer ge door een korenveld van uw naaste komt, moogt ge wel met de hand aren plukken, maar niet de sikkel slaan in het te velde staand gewas.
Job 31,7 - Als ik stappen zet naast de weg, als mijn hart doet wat mijn ogen begeren, als ik inderdaad vuile handen heb,
Wijsheid van Jezus Sirach 5,12 - Antwoord uw naaste, als gij iets weet; zo niet, leg uw hand op uw mond.
Wijsheid van Jezus Sirach 27,19 - en zoals gij een vogel uit uw hand laat ontsnappen, zo hebt gij uw naaste laten schieten en gij vangt hem niet meer.
Wijsheid van Jezus Sirach 29,1 - Wie barmhartig is, leent zijn geld aan zijn naaste en wie hem de helpende hand biedt, onderhoudt de geboden.
1 Koningen 13,29 - Nu legde de profeet het lijk van de man Gods op de ezel en bracht het terug naar de stad om het met de gebruikelijke rouw te begraven.
1 Makkabeeën 10,63 - liet de koning hem naast zich plaats nemen. Hij gaf zijn adjudanten het bevel: 'Trekt met hem door de stad en maakt bekend, dat niemand het moet wagen enige beschuldiging tegen hem in te brengen of hem lastig te vallen om onverschillig welke zaak.'